Vink - Fringilla coelebs
• Orde: zangvogels – Passeriformes;
• Familie: vinken – Fringillidae;
• Lengte: 14 – 16 cm;
• Spanwijdte: 25 – 28 cm;
• Biotoop: komt voor in groenrijke gebieden, zoals bossen, parken en tuinen;
• Voedsel: zaden en in broedseizoen ook insecten. In het najaar ook beukennootjes;
• Periode: gehele jaar. Een deel trekt ook zuidwaarts om te overwinteren. Miljoenen noordelijke vinken trekken in maart en oktober door ons land;
• Aantal broedparen: 400.000 – 500.000;
De vink is na de merel de meest voorkomende broedvogel in Nederland. Hierbij geldt: hoe meer oude bomen, hoe meer vinken. De zang, ook wel vinkenslag genoemd, varieert per vogel en er zijn zelfs ‘dialecten’ te onderscheiden. Aan het einde van de 16de eeuw worden de eerste zangwedstrijden met vinken beschreven. De in het wild levende vogels werden gevangen en toen vooral door de welgestelde burgers gehouden. In de 18de en 19de eeuw bestond het idee, dat blinde vinken een fraaiere zang vertoonden. De oogleden van de zangers werden toen aan elkaar geschroeid. Vooral in West-Vlaanderen worden nog steeds zangwedstrijden met vinken gehouden. Dit zijn dan in gevangenschap gekweekte vogels, want sinds 1972 is de vangst van wilde vinken verboden.
Omdat de vink veel voorkomt, zal ook op golfbaan Anderstein op veel plekken, maar vooral in het bosrijke gedeelte, de vinkenslag te horen zijn.