Levenscyclus: rups vanaf begin mei – eind september. De soort overwintert als vlinder op vochtige koele plaatsen in bomen en gebouwen;
Vliegtijd: februari-oktober in twee overlappende generaties;
Gedrag: de vlinders vliegen meestal erg vroeg in het voorjaar, soms al in februari. Ze drinken dan meestal nectar van de eerste voorjaarsbloemen zoals hoefblad, speenkruid en wilgen. De kleine vos is een zeer mobiele vlinder, die vele tientallen kilometers kan vliegen. De grootste gemeten afstand die een kleine vos heeft gevlogen is 150 km;
Biotoop: allerlei plaatsen met voldoende nectar. In het voorjaar zijn de vlinders relatief vaak te vinden bij wilgenbossen. In de nazomer, wanneer de heide bloeit, bij droge heidegebieden. De grootste aantallen worden gevonden bij droge graslanden. De vlinder kan op golfbaan Anderstein op alle holes van de Heide- en Heuvelrug-lussen worden waargenomen;
Waardplant: vooral de grote brandnetel;
Voorkomen: een algemene standvlinder, die over het hele land voorkomt.