Levenscyclus: rups vanaf mei tot oktober. De soort overwintert als vlinder;
Vliegtijd: maart tot oktober in twee overlappende generaties;
Gedrag: de soort overwintert vlak bij de grond, bijvoorbeeld in een holle boom of tussen takkenbossen of afgevallen bladeren. Zelden in gebouwen of schuren. De vlinders voeden zich met nectar van de sleedoorn en bloeiende wilgen. Later in het seizoen ook met de soorten als akkerdistel, braam en koninginnenkruid. In het najaar zitten ze ook graag op rottend fruit.
Biotoop: bosranden, open plekken in het bos en parken. De vlinder kan op golfbaan Anderstein op alle lussen worden waargenomen;
Waardplant: grote brandnetel, hop, iep, ribes, wilg en hazelaar;
Voorkomen: een algemene standvlinder, die over het hele land voorkomt.