De orde van de vlinders (Lepidoptera) is na die van de kevers de grootste onder de dieren: er zijn ongeveer 160.000 beschreven soorten. De meeste soorten leven in tropische of subtropische gebieden. In Nederland leven ca. 2400 soorten vlinders, waarvan een groot deel nachtvlinders zijn. 53 vlindersoorten behoren tot de dagvlinders van ons land. De inventarisaties die de werkgroep Flora en Fauna op golfbaan Anderstein heeft uitgevoerd, hebben tot op heden 23 dagvlindersoorten opgeleverd.
De levensduur van de vlinder varieert van enkele dagen tot twee of drie weken. Echter de soorten die als vlinder overwinteren leven wel een aantal maanden. Alle vlinders leggen eitjes. Het totaal aantal eitjes kan uiteenlopen van enkele honderden tot vele duizenden eitjes, afhankelijk van de soort. De eitjes worden afgezet op bladeren, twijgen, tussen boomschors, tegen bloem- of bladknoppen, of in bloemen – en vrijwel altijd op de voedselplant voor de uitkomende rups. Iedere vlindersoort heeft een specifieke voedselplant, de waardplant. Afhankelijk van de temperatuur ontwikkelt het embryo zich in 1 tot 3 weken tot een rups. Vlinders kennen een volledige gedaanteverwisseling met vier stadia. Het eerste stadium is het ei; daaruit kruipt de rups, die na een tijdje verandert in een pop. Uit de pop – het derde stadium – komt ten slotte de volwassen vlinder die zich voortplant.
De meeste vlinders leven vooral van nectar, maar ook ander vocht kan worden opgezogen, zoals sap van rottend fruit. De vlinder heeft smaakreceptoren onder zijn pootjes en wanneer een vlinder ergens landt, proeft de vlinder dit direct. Indien de smaak bevalt, rolt de vlinder direct zijn lange roltong uit om te drinken.
Allerlei verdedigingstechnieken, zoals o.a. camouflage- of juist schrikkleuren, ten spijt, vormt de vlinder in zijn diverse stadia de prooi voor talloze vogels, zoogdieren en insecten. Met name de rupsen vormen een levenslange hoofdvoedselbron voor vogels. Tijdens de broedperiode voorziet de rups in de sterke eiwitbehoefte van de opgroeiende jonge vogels. De poppen, die zich in de strooisellaag van bladeren bevinden, vormen o.a. het voedsel van diverse muissoorten.
Door hun korte levenscyclus kunnen vlinders snel reageren op een verandering in de leefomstandigheden. In de 20ste eeuw is de verspreiding van het aantal vlinders met bijna 70% afgenomen. 15 Soorten zijn zelfs volledig uit Nederland verdwenen. De belangrijkste oorzaak van deze achteruitgang is de intensivering van de landbouw, waarbij graslandkruiden zeer zelden nog voorkomen. De afname in verspreiding van typische vlindersoorten in heidegebieden, is van recente datum. Hierbij spelen de versnippering van het overgebleven heidegebied, de stikstofproblematiek en de klimaatverandering de belangrijkste rol. De opwarming in zuid Europa is er overigens weer de oorzaak van, dat enkele Zuid-Europese soorten zich verplaatsen in noordelijke richting. Voorwaarde is dan wel, dat de waardplant voor die vlindersoort ook in noordelijk Europa gedijt.