De Libellen (Ordonata) zijn één van de oudste insectenorden en bewonen de aarde al zo’n 300 miljoen jaar. Dit betekent dat de libellen al meer dan 100 miljoen jaar op aarde rondvlogen, voordat de eerste vogels verschenen. Ook hebben ze de dinosaurussen zien komen en gaan. In al die miljoenen jaren is de anatomie van de libellen nauwelijks veranderd. De libellen zijn de grootste insecten, die ooit op aarde hebben geleefd. Een bepaalde soort had zelfs een spanwijdte van meer dan 65 cm (even groot als een zwarte kraai).
De libellen komen met ongeveer 6000 soorten voor vanaf de noordpoolcirkel tot in de tropen. In Noordwest-Europa ligt het aantal op 95, waarvan 71 soorten in Nederland worden waargenomen. Bij de inventarisaties door de werkgroep Flora en Fauna op golfbaan Anderstein, zijn hiervan 29 soorten geïnventariseerd.
De libellen zijn onderverdeeld in twee onderorden: de juffers en de echte libellen. De juffer is kleiner dan de echte libel, met een wezenlijk andere lichaamsbouw. Een karakteristiek verschil is ook de stand van de vleugels wanneer de libel in “ruste” is. De juffer houdt de vleugels samengevouwen boven de rug, terwijl de libel de vleugels in de ruststand gespreid houdt (vergelijk de foto’s).
De voortplanting van de libellen is bijzonder te noemen. Bij de paring houdt het mannetje met het achterlijf het vrouwtje vast achter haar kop, waarbij het karakteristieke paringswiel ontstaat (zie foto Azuurwaterjuffer). De eitjes worden, afhankelijk van de soort, in waterplanten of in de modder net onder het wateroppervlak gelegd. Andere soorten verstrooien de eitjes over het wateroppervlak. Na twee tot vier weken ontwikkelt zich vanuit de eitjes een larve. De larven doorlopen, afhankelijk van de soort libel, in een periode van enkele maanden tot meerdere jaren, vele stadia. Uiteindelijk verlaat de larve het water en vindt de metamorfose plaats van larve naar volwassen libel (het “uitsluipen”). Dit duurt vele uren.
Libellen leven van vliegen, muggen, vlinders, motten, etc. Ze vliegen met grote snelheid (50 km/u) over het wateroppervlak om hun prooi te vangen, waarbij ze ook achteruit kunnen vliegen. Ze zijn heel wendbaar omdat ze elke vleugel afzonderlijk kunnen bewegen. Alleen zwaluwen en boomvalken zijn snel en wendbaar genoeg om een libel te verschalken.
Wereldwijd wordt 16% van alle libellensoorten bedreigd door het afnemen van hun broedplaatsen in zoet water. In Europa vormen de klimaatverandering en chemische waterverontreiniging de grootste bedreigingen.