Kevers of torren is grootste diergroep ter wereld. Ook in Nederland leven er al ruim 4.000 soorten. Kenmerkend voor deze groep insecten zijn de dekschilden en bijtende monddelen. De dekschilden zijn de verharde voorvleugels, die veelal de achtervleugels bedekken. De dekschilden bedekken het gehele achterlijf, zodat alleen de kop, halsschild en dekschilden zichtbaar zijn. De lichaamsgrootte varieert van 0,55 tot 50 mm. De meeste soorten zijn zwart of donkerbruin tot srogeel. Het lichaam is doorgaan min of meer kaal. Vrijwel alle kevers kunnen vliegen, maar veel soorten doen dit zelden. Veel kevers leven een verborgen bestaan. De meeste soorten zijn aan land gebonden, maar enkele soorten leven ook in het water.
Kevers hebben een volkomen gedaanteverwisseling, waarbij uit het ei een larve komt. De eieren worden apart, maar soms ook in groepjes, afgezet. De plaats waar de eieren worden afgezte kan heel divers zijn, zoals in een broedgang ondergronds, maar ook in een gang die in het hout wordt geknaagd. De keverlarve heeft drie paar poten (vlinderrupsen hebben vijf paar) en vervellen van tijd tot tijd. Tenslotte vervelt de larve in een ruststadium tot pop, waaruit een volwassen kever sluipt. Meestal is dit een éénjarige cyclus, maar er zijn ook (veelal grotere) soorten bekend met een meerjarige cyclus. Kevers leven relatief lang en kunnen veelal gedurende een groot deel van het jaar worden waargenomen. Overwintering vindt doorgaans plaats als imago, minder vaak als larve en zelden in het ei- of popstadium.
Kevers eten vrijwel alles wat gegeten kan worden. In grote lijnen zijn er planteneters, vleeseters en alleseters. Afhankelijk van de manier waarop het voedsel verzameld wordt, hebben ze bijtende of zuigende monddelen. De meeste plantenetende kevers en hun larven eten vrijwel alles van de plant: bladeren, bloemen, meeldraden, zaden, wortels, schors en hout. Ook eten ze paddenstoelen en algen. In hun darmen leven bacteriën om het plantaardige voedsel te helpen verteren. Soorten waarvan de larven hout eten hebben in de spijsverteringsorganen speciale bacteriën die de houtstof helpen afbreken. Onder de vleeseters zijn er jagers en aaseters. Ook zijn er keversoorten die leven van wol, haren, huidschubben, talg, vet, hoorn en zelfs gelooid leer. Kolonievormende insecten, zoals mieren en bijen, hebben vaak last van kevers die gespecialiseerd zijn in het eten van hun larven.