Biotoop: alle open biotopen, hoofdzakelijk in grasvegetaties en andere lage begroeiing en vrijwel niet in bossen;
Planten: diverse kruidachtige planten;
Voorkomen: heel algemeen;
Algemeen: de soort staat bekend als een trekker waardoor vooral in de nazomer soms hoge aantallen worden gezien. De soort bezoekt veelvuldig bloemen. De eitjes worden afgezet op kruidachtige planten. De larven eten bladluizen op verschillende planten, ook tuinbouw- en akkergewassen. De larve overwintert. De verpopping vindt plaats op een plant.