Kleine karekiet - Acrocephalus scirpaceus
Fotograaf: Harry van Emden
• Orde: zangvogels – Passeriformes;
• Familie: Acrocephalidae;
• Lengte: 12,5 – 14 cm;
• Spanwijdte: 18 – 21 cm;
• Biotoop: voorkeur voor rietkragen langs het water, maar heeft voorkeur voor uitgestrekte rietmoerassen;
• Voedsel: hoofdzakelijk insecten;
• Periode: half april, meerderheid in de loop van mei. De wegtrek vanaf begin juli tot ver in oktober. De kleine karrekiet overwintert ten zuiden van de Sahara, tot in Zambia. Een enkeling blijft in Zuid-Frankrijk, het Iberisch Schiereiland en van Marokko tot het Arabisch schiereiland;
• Aantal broedparen: 160.000 – 280.000;
De kleine karrekiet komt voor in rietvelden, die aan het water grenzen. Het rietveld hoeft niet groot te zijn. Sinds de eeuwwisseling is het aantal toegenomen. De kleine karrekiet is een schuwe en weinig opvallende vogel, die moeilijk is waar te nemen. Z’n aanwezigheid wordt verraden door de karakteristieke zang, die op golfbaan Anderstein vooral op hole Vallei – 5 is te horen.
Het nest van de kleien karrekiet is een kunstig gevlochten mandje van natte plantenresten tussen twee of vier rietstengels. De plantenresten bevatten ook modder, dat functioneert als een soort cement, zodat het nest een stevig bouwsel is. De rand en de binnenkant wordt afgewerkt met spinrag en rietpluimen. De kleine karrekiet broedt drie tot vijf eieren in tien tot twaalf dagen uit. De kleine karrekiet is een geliefde waardvogel van de koekoek, die één van de eieren van de karrekiet verwijdert en vervangt door haar eigen ei.